Nederlandse onderwijsstelsel
Vanuit het buitenland wordt met bewondering, maar ook met verwondering naar het Nederlandse onderwijsstelsel gekeken. Men is verbaasd dat scholen die opgericht zijn vanuit het particulier initiatief volledig gefinancierd worden door de overheid en men staat er versteld van dat ondanks zo veel vrijheid het onderwijs aan hoge kwaliteitseisen voldoet.
In 1848 hebben we al in onze grondwet geregeld dat het geven van onderwijs vrij is en je daarvoor dus geen toestemming van de overheid nodig hebt. Nu is die vrijheid beperkt als je in plaats van de gratis overheidsschool kunt kiezen voor een eigen, bijzondere school die je zelf moet betalen. Na een Schoolstrijd voor gelijke financiering staat er sinds 1917 in de grondwet dat openbare en bijzondere scholen in gelijke mate uit de openbare kas bekostigd worden. Natuurlijk zijn daaraan wel enkele voorwaarden gesteld: de leraren moeten goed opgeleid zijn en het onderwijs dat gegeven wordt moet aan een aantal kwaliteitseisen voldoen, waarop de onderwijsinspectie toezicht houdt.
Door de financiële gelijkstelling is het aantal bijzondere scholen toegenomen. In een bijzondere school is het mogelijk het onderwijs zo in te richten dat een bepaalde godsdienst of levensovertuiging extra naar voren komt. Hierdoor zijn er katholieke, protestants-christelijke, joodse, islamitische en hindoe-scholen ontstaan. Maar bepaalde opvattingen over hoe kinderen het beste op school leren en samenwerken, kunnen ook aanleiding zijn tot het stichten van bijzondere scholen. Hierdoor zijn de algemeen bijzondere scholen ontstaan volgens de pedagogische principes van bv. Maria Montessori (montessorischolen), Helen Parkhust (daltonscholen), Celestine Freinet (freinetscholen) en Peter Petersen (jenaplanscholen). Ook de Vrije scholen behoren tot deze categorie. Combinaties komen ook voor: een rk school voor daltononderwijs of een pc jenaplanschool.
Scholen voor bijzonder onderwijs hebben uiteraard de taak waar te maken wat ze beloven. Op een katholieke school kunnen de docenten niet doen alsof ze niets met het katholicisme te maken hebben en op een daltonschool kun je niet uitsluitend klassikaal les gaan geven. Schoolbestuurders, schoolleiders, docenten en ouders dienen eerlijk tegenover elkaar zijn: aanbieders van en vragers naar een bepaalde godsdienstige, levensbeschouwelijke of pedagogische richting in het onderwijs moeten op elkaar kunnen rekenen. Het is dus goed je af te vragen wat je kunt bijdragen aan de identiteit, het eigene van de school waar je aan verbonden bent.